
25 jaar geleden verhuisden mijn man en ik van het mooie Yerseke in Zeeland naar het dorp in de Rupelstreek waar zijn ouders waren opgegroeid. Rumst was toen een grauwe gemeente waar straten met namen als Veerstraat, Vissersstraat en Nijverheidstraat getuigden van vroegere tijden. Toen wij er eind vorige eeuw naartoe verhuisden was er al lang geen veerdienst meer, de Rupel was vervuild en vis-loos en van de steenbakkerijnijverheid getuigden alleen nog een enkele ronde schoorsteen en aftandse industriegebouwen.
Nu, zoveel jaren later, is er nog steeds geen veerdienst, maar we hebben twee fiets- en wandelbruggen in de plaats gekregen. De Rupel is terug schoon en visrijk, omgeven door nieuw aangelegde overstromingsgebieden die een ware oase zijn voor streekeigen fauna en flora. Onze overbuurman, een postbode op pensioen, trekt regelmatig met zijn vislijn naar de dijk waar hij gezelschap krijgt van vogelaars en andere natuurliefhebbers die met professioneel uitziende apparaten de hervonden natuurpracht vastleggen.
Rumst 2.0
Enkele jaren geleden begon de gemeente aan een reeds lang geplande vernieuwing van de dorpskern. De betonfabriek verzamelde op zijn terrein zoveel regenwater dat de riolen bij momenten overstroomden en de aanpalende straten blank zetten. De fabriek zorgde voor een aanlegsteiger aan de Rupel vanwaar ze hun bulkproducten konden transporteren via de binnenwateren die deze streek rijk is, en de gemeente zorgde voor grotere rioolbuizen en een milieuvriendelijk afwateringssysteem.

Bij eerdere werkzaamheden waren al de fundamenten van het middeleeuwse kasteel blootgelegd, en ook nu werd er in elke straat die werd opengebroken wel ‘iets’ gevonden dat getuigde van het rijke verleden van het dorp. Of het nu potscherven waren uit de tijd van de Kelten, of een balk afkomstig van de aanlegkaai van het Romeinse Fort, de werken werden stil gelegd en de archeologen en heemkundigen wreven in hun handen van tevredenheid. Onze dorpsbewoners keken het, al dan niet morrend over het zoveelste oponthoud, aan.
Heimwee-ogen
Ondertussen is er alweer een fase van de wegwerkzaamheden afgewerkt en morgen worden de straten rond de kerk weer opengesteld. Toen ik vanochtend bij de bakker aan de kerk stond aan te schuiven, waande ik me even weer in het Rumst van vorige eeuw. Het leek wel of alle omwonenden kwamen genieten van de laatste dag dat hun straat autovrij was. Ouders met kleutertjes op loopfietsjes, de hoogbejaarde nonnen van het aanpalende klooster (ze zijn nog met zeven), en ook hondeneigenaars weken af van hun traditionele pad doorheen het park. Een oude man met heimwee-ogen sprak me aan, opgetogen, zowel over het einde van de werkzaamheden als over het resultaat. Hij herkende terug het dorp uit zijn kindertijd, zei hij, van toen er nog winkels waren, de mensen nog voor hun gevel op straat zaten en de cafés gonsden van gezelligheid.

Ook ik neem de lange weg naar huis, over de nieuw aangelegde paden aan het drossaardshuis en de met bakstenen afgewerkte Veerstraat. Winkels of cafés kom ik niet tegen, en ook niet de bankgebouwen die in míjn kindertijd elke straathoek sierden. Wel passeer ik vier kapperszaken en een rare hersenkronkel brengt me tot de vraag of zij, in deze tijden van sociale media, nog de enige plaatsen zijn voor échte sociale contacten. Maar dan kijk ik naar mijn boodschappentas vol pistolets en brood en ik prijs me gelukkig dat ons dorp nog een warme bakker heeft waar af en toe mensen in een lange rij staan aan te schuiven en een praatje slaan.
Reactie plaatsen
Reacties